We gingen varen met z’n vieren, die warme septemberavond.
Een avond met een gouden randje. En met een onverwachte grijze wolk.
Achtbaan
We aten pastasalade en naturelchips en dronken 0.0 biertjes. De lucht was gevuld met zeven luchtballonnen (‘nee kijk, acht!’), het water leek wel van fluweel.
We hadden het over de vele bootjes op het water en dat deze warme dagen toch echt een cadeautje waren. ‘Eindelijk nog even zomer’ en ‘fijn om elkaar weer te zien’.
We hadden het ook over hoe het leven je soms zomaar op kan tillen en in het karretje van een achtbaan kan stoppen. De beugel vast. Je kunt niet uitstappen, maar je moet mee met de rit.
We hadden het over ziek worden als je net dertig bent en veel te veel van het leven houdt. En we dachten: willekeur, het had ook zomaar zo aan de andere kant van de boot kunnen zijn.
Dus we keken extra goed naar de ondergaande zon. Naar het fluwelen water, de horizon, de toekomst. We vulden er ons hart mee en voelden de dankbaarheid. We leven.