Laatst vond ik er weer een. Een zwarte veer dit keer, met witte vlekken en glanzend in het ochtendlicht. Zonder erbij na te denken stopte ik hem in de zak van mijn spijkerjas. Natuurlijk ging die mee.
Schatten verzamelen doe ik al zolang ik me kan herinneren. Vroeger had ik een nachtkastje met daarin één la: mijn schatkist. En als ik ‘s avonds in mijn bedje lag, stalde ik mijn schatten uit in het schemerlicht van mijn nachtlampje:
- Een duimpotje gemaakt met mijn opa.
- Een lipgloss in een rood doosje met een gouden glimlachende zon die ik in groep 3 deelde met mijn beste vriendin.
- Mijn bedelarmbandje.
- Een verfrommeld chipszakje dat ik eens op kamp in kampvuur had gegooid en er daarna weer met een stok uit had uitgevist.
- Een verzameling barbapappa-mobielhangers.
- Een vrijheidssticker.
- Poezieplaatjes.
- De laatst geslagen gulden.
- Een kaartje van opa en oma naar ons vakantieadres, dat het goed gaat met de konijnen en dat ze kleine zwarte eieren leggen.
- Mijn eerste liefdesbrief.
- Een zakje jeukpoeder.
- Een stukje druipsteen uit een Franse grot.
Kleine en voor sommige ogen onbenullige dingen, maar voor mij betekende het alles. Heel veel jaren later heb ik die schatten nog en zou ik ze met geen mogelijkheid weg kunnen doen. Sterker nog, er komen steeds meer schatten bij. Geen zakje jeukpoeder of lipgloss, maar veertjes die zomaar voor me op de grond vallen, stenen van een vakantie met een fijne herinnering of lieve briefjes van lieve mensen. Ik pak ze op, verzamel ze en stal ze later nog een keertje uit.